zondag 7 december 2008

Naar Taca


De afgelopen twee weken zijn we eindelijk wat intensiever aan de slag gegaan in het veld. We hebben een contract afgesloten met een lokale NGO om ons te helpen met het uitvoeren van een Rurale participatieve diagnose. Dat houdt in dat we met alle leden van de gemeenschap gaan praten om te horen wat ze zelf nou eigenlijk zien als de grootste problemen en welke oplossingen ze daar zelf voor in gedachten hebben. De afgelopen week zijn we aan de slag geweest in Taca, een gemeenschap in het zuidwesten van Gambos. Voor hen die daar ook wel eens heen willen volgt hier de routebeschrijving: Ga naar het einde van de wereld. Daar aangekomen gaat u door in oostelijke richting. Bij de eerste baobab afslaan naar het zuiden en dan de weg vragen aa nmensen die u tegenkomt. U kunt ook de coordinaten 13°34‘ Oost en 17°57“ Zuid in uw Tom-Tom stoppen en dan de aanwijzingen van dat apparaat volgen.

Het dorp Taca bestaat uit een onbemande gezondheidspost, een politiepost in een vervallen huis, een waterpomp en een piepklein winkeltje dat alleen goedkope drank verkoopt. Wij hebben ons kamp opgeslagen naast de gezondheidspost en zijn van daaruit de afgelegen delen va nTaca gaan bezoeken. De mensen i nTaca leven van een beetje landbouw en vooral veeteelt. Als het nodig is, dan ruilen ze een koe, geit of kip voor meel, suiker, zout of zeep. Omdat we geen van die produkten bij ons hadden, viel het nog niet mee om een kip te kopen voor het eten. De eerste twee dagen hebben we tonijn uit blik en gezouten horsmakreel gegeten. De dere dag kwamen we een handelsreiziger uit Lubango tegen die zout en zeep had geruld voor kippen en geiten en van hem konden we kippen kopen.

Deze handelsreizigers zijn zowel een zegen als een vloek voor de lokale bevolking. Aan de ene kant zorgen ze voor de aanvoer van noodzakelijke levensbehoeften als zeep en zout, maar ze bieden ook steeds hogere prijzen voor vee omdat er grote vraag naar vlees is in steden als Lubango en Luanda. Deze hoge prijzen maken het stelen van vee aantrekkelijk. Nu was koeien jatten altijd een wezenlijk onderdeel van het leven in Taca, maar vroeger waren het neven die ee npaar koeien gingen stelen va nhun oom om de bruidsprijs te betaelen en hun eigen kudde op te starten. En omdat ze die koeien toch zouden erven en bovendien een paar dagen later hun oom bezochten en een mooi kado gaven, werd dat gezien als een voorschot op de erfenis en niet als diefstal. Maar tegenwoordig stelen sommige van die jongens alle koeien die ze krijgen kunnen en verkopen ze voor geld en drank aan de handelsreizigers. Sommigen gaan elfs met de gestolen koeien naar de veemarkt van Chibia om ze daar te verkopen en de opbrengst de besteden aan eten, luxe goederen en drank.

Een paar van de onverlaten zijn betrapt en aan de politie overgedragen, maar ze zijn meestal binnen een week weer thuis. De wet is gebaseerd op de oude gewoonten en ziet veediefstal dus als een interne aangelegen heid en niet als diefstal. Gefrustreerde veehouders beginnen nu te dreigen om het recht in eigen hand te nemen en de straffen die ze voorstellen zijn niet mis (ogen uitsteken, een voet afhakken). Voorlopig zal het wel niet zo ver komen, maar we gaan wel proberen om te helpen met het oplossen va ndeze situatie. The mensen zelf suggereren om een handelspost op te zetten in het district waar mensen hun veekunne verkopen, zodat er betere controle is op wie wat aan wie verkoopt.

Maar water en land blijven de belangrijkste focus van het project en de meeste mensen gaven an dat gebrek aanwater het grootste probleem was (nog net groter dan veedieven). We hebben samen met de mesnen voorlopig twee oplossingen gevonden. De eerste is de reparatie van een oude dam uit de koloniale tijd die lekt. Als we die repareren, dan ontstaat er een fors stuwmeer dat water kan leveren voor vee uit de wijde omgeving. De tweede is de reparatie van een enorme betonnen wateropslag tank (1 miljoen liter) en dee verbetering van de wateraanvoer naar die tank door het afdammen van een beekje.

Beide projecten zijn met relatief weinig geld te realiseren en bovendien technisch simpel uit te voeren,. Daat betekend dat we mensen kunnen leren hoe ze die reparaties in de toekomst zelf kunnen uitvoeren als dat nodig is.
Voor wie mij niet kent: Ik zit op de eerste rij, derde van rechts.

zaterdag 29 november 2008

Comfortabel leven

Ergens aan het begin van dit blog meldde ik al dat de flat die ik gehuurd had nogal leeg was. Ik heb de flat ongemeubileerd gehuurd en had geen meubels meegenomen. De eerste week had ik niet veel meer dan een bed, een stoel en een paar potten en pannen. Daar is de afgelopen weken verandering in gekomen. Zo ben ik nu de trotse eigenaar van een eettafel met vier stoelen, een roestvrijstalen aanrecht, een gasfornuis (met gasfles) en drie boekenkastjes.

Het aanrecht werd pas een week na installatie via nieuwe leidingen aangesloten op de afvoer. Niet meteen, want de baas van het bedrijf was op vakantie en de voorman had geen geld of interesse in het installeren van de nieuwe afvoer. Gezien de toename van kakkerlakken in huis, denk ik dat de oude afvoerpijpen vooral verstopt zaten met levende kakkerlakken. Nu is gezelschap best leuk, maar kakkerlakken zijn vooral geïnteresseerd in afvoerpijpen en de inhoud daarvan, een gespreksonderwerp dat mij niet bijster interesseerd. Uiteindelijk heb ik mijzelf van hun gezelschap verlost met een beetje insecticide totdat de afvoerpijpen afgesloten werden.

De boekenkastjes zijn de Chinese variant van Ikea. Maar ik moet toegeven, de Chinese fabrikant overtrof mijn verwachtingen: alle bouten en moeren die nodig waren om het kastje in elkaar te zetten, waren aanwezig. Ook aanwezig waren een paar flinke deuken en krassen op de planken, maar dat is niet zo heel erg. De kastjes zijn goed genoeg voor het opbergen van boeken (woonkamer) potten en pannen(kleuken) en kleren (slaapkamer).

Het roestvrijstalen aanrecht was nodig om de marmeren aanrecht te vervangen. Marmer is heel mooi, maar ook tamelijk zacht en dus niet erg geschikt om een aanrecht van te maken. Het mijne was gebarsten er waren stukjes af en het zat vol met diepe groeven. Het beste deel heb ik laten polijsten en daar is nu een tafeltje van gemaakt. Nu nog een gemakkelijke stoel en een koelkast en dan woon ik tamelijk comfortabel.

Behalve de vanzelfsprekende voordelen die meubels hebben, is mijn leven er met deze toename aan meubels nog meer op vooruitgegaan. Het echoot nu namelijk niet meer zo in huis als ik telefoneer of muziek luister.

PS Ik meld de gasfles omdat die hier meer kosten dan het fornuis. Een standaard 11 kg butagasfles kun je alleen op de zwarte markt kopen en kost daar ongeveer 225 Euro (inclusief gas).

vrijdag 17 oktober 2008

Intermezzo in Windhoek

De afgelopen week ben ik een paar dagen in Namibië geweest. Ik had mijn mijn Visto ordinario al twee keer verlengd en dat kan geen derde keer. Dus moest ik naar Namibië om een nieuw Visto Ordinario aan te vragen. Dat kan dan weer twee keer verlengd worden, maar voor het zover is, hoop ik toch mijn werkvisum te hebben.

Volgens één bron was het helemaal niet gemakkelijk om een nieuw visum te krijgen in Namibië want dat moet je eigenlijk in het land waar je woont aanvragen. Volgens anderen was het een koud kunstje. Iemand riep zelfs dat het in een half uurtje geregeld kon zijn. Dat laatste leek me wel heel snel, want waarom zou het in Nederland dan drie weken moeten duren?

Op zondag ben ik naar het vliegveld gegaan, zonder ticket, want de vlucht zat vol. Maar wel in het gezelschap van de schoonzus van één van de mensen die bij TAAG (Angolaanse luchtvaartmaatschappij) werkt. Dat bleek voldoende. Na een introductie en kort overleg met zijn collega’s kon ik een enkeltje Windhoek kopen, kennelijk was er toch nog ergens een stoel vrij. Ik hoefde tenminste niet bij de piloot op schoot te zitten. Een uurtje vliegen later was ik in Windhoek.

En dat is volgens mij de allersaaiste hoofdstad ter wereld. Mijn hemel wat een dorp is dat. Volgens mij is er zelfs in Staphorst meer te doen op zondagmiddag. Er was echt geen kip op straat, zo ongeveer alle restaurants waren dicht en degenen die nog niet dicht waren, stonden op het punt om te sluiten. Ik kon nog net ergens een lunch krijgen, maar ik werd wel weggekeken.

Maandag meteen mijn visumaanvrage ingeleverd en dat ging inderdaad van een leien dakje. Het zou ik dinsdag, uiterlijk woensdag kunnen ophalen. Dus gauw een enkeltje Lubango gekocht voor donderdag en daarna moest ik mezelf dus nog drie dagen bezighouden. Dat viel niet echt mee, ik ben een tamelijk snelle winkelaar, dus de kleren die ik nodig had, had ik in twee uur bij elkaar. En na nog eens twee uur had ik het geld dat ik bespaard had met in de uitverkoop gekochte broeken alweer uitgegeven aan boeken.

In sommige opzichten is Windhoek net Nelspruit. Alle restaurants verknoeien het eten door het te smoren in een kleffe saus die vpoor romig door moet gaan en de helft van de mensen in het winkelcentrum spreekt Portugees. Want in Windhoek is alles veel goedkoper dan in Angola, dus Angolanen die het zich kunnen veroorloven, doen boodschappen in Windhoek. Dat bleek later ook op het vliegveld. Sommige passagiers hadden drie bagagewagens nodig om alle tassen en dozen die ze mee wilden nemen naar de incheckbalie te vervoeren. Zo ongeveer iedereen moest bijbetalen omdat ze iets meer dan 20 kg teveel mee wilden nemen.

Overigens is Windhoek door de week niet veel spannender dan op zondag. Er waren twee minder saaie momenten: Op dinsdag werd ik bijna van de sokken gereden omdat ik was vergeten dat ze in Namibië aan de verkeerde kant van de weg rijden. En een dag later verbaasde ik mezelf (en een stel omstanders) toen ik een zakkenroller die ik betrapte bijna een knal voor zijn kop gaf. Dat het niet lukte, kwam alleen maar omdat die hufter net te snel wegrende. Maar wel met lege handen.

donderdag 9 oktober 2008

Bezoek aan Bibala


Vorige week zijn we terug gekomen van een bezoek aan Bibala, in de provincie Namibe. Ook daar gaan we straks aan de slag en moet er dus een DRP voorbereid worden. Maar waar in Os Gambos de conflicten om land het grootste probleem zijn, is in Bibala water het grootste probleem. Bibala is droog. Er zijn geen rivieren die het hele jaar door water hebben en de meeste chimpacas (kleine stuwmeertjes) zijn dichtgeslibt.

Bibala is iets minder afgelegen dan Os Gambos, en waar Os Gambos een min of meer vergeten district van de provincie Huila is, is Bibala één van de belangrijkere districten van de provincie Namibe. Er is dan ook al mobiel netwerk in het dorp en er is ook een bank met een ATM. Het plaatsje heeft ook al een PABO en een middelbare school, dus er loopt veel jeugd rond. Maar er was geen koud bier, dus zo ontwikkeld is het nou ook weer niet.

Ook hier zie je weer tussen de nogal westers geklede jeugd ook heel traditioneel geklede mensen rondlopen. En zodra je het dorp uitbent, kom je eigenlijk alleen nog maar traditioneel geklede mensen tegen. In Bibala woont een mix van verschillende `stammen‘ en de gewoonten zijn dan ook enigszins anders dan in Os Gambos. Maar ook hier is polygamie heel gewoon en komt meer voor dan in Os Gambos. De meeste mannen hebben twee vrouwen.

Maar overerving loopt heel anders. De koeien die een man van zijn oom erft, gaan na zijn overlijden naar zijn neven, dus net als in Os Gambos, matrilineair. Maar de koeien die de man er tijdens zijn leven door eigen inzet aan de kudde heeft toegevoegd, gaan naar zijn zonen, dat is dus patrilineair.

Verder hebben we ook al gehoord dat ons vooroordeel dat in pastorale samenlevingen de koeien in het bezit van de mannen zijn, hier niet helemaal opgaat. Er zijn in ieder geval een aantal vrouwen, meestal weduwen, die zelf koeien hebben. Daar lopen die vrouwen overigens niet mee te koop, het is wordt eerder getolereerd dan geaccepteerd binnen de gemeenschappen.

Tot slot is lang niet iedereen die koeien of geiten hoedt, ook de eigenaar van die beesten. De eigenaars van koeien en geiten spreiden hun risico door de dieren in bruikleen te geven aan verschillende mensen. In ruil voor het hoeden, hebben de herders recht op de mest, de melk en de trekkracht van het vee. In sommige gevallen krijgen ze ook één kalf per jaar voor de moeite, zodat ze zelf een kudde kunnen opbouwen.

Bibala is dus een aardig voorbeeld van een gebied waar tradities en sociale verbanden aan het veranderen zijn. Wederzijdse contacten en de burgeroorlog zijn waarschijnlijk de oorzaak van die veranderingen. Dat tradities echt niet eeuwenlang onveranderd blijven wist ik natuurlijk wel, maar het is interessant om dat nu ook in de praktijk mee te maken.

maandag 29 september 2008

Eerste Veldbezoek


Afgelopen week ben ik voor het eerst iets langer dan een halve dag in het veld geweest. We hebben twee dagen doorgebracht in Os Gambos om de Participatieve Rurale Diagnose (PRD) voor te bereiden. Een PRD is een verzameling technieken om kwalitatieve informatie te krijgen over het gebied en de bewoners. We gaan onder andere met de bewoners praten over wie waar woont, wie wat doet en wanneer, wie belangrijk is en veel te zeggen heeft, wie rijk is en wie arm en waaraan je dat kan zien. We laten ze belangrijke gebeurtenissen uit hun geschiedenis ophalen, we tekenen gezamelijk een kaart van het gebied op de grond waarin mensen aangeven wat waar te vinden is. En uiteraard gaan we praten over wat nu de belangrijkste problemen zijn en wat daar volgens hen de oorzaken van zijn. Al die dingen doen we vaak in twee groepen, we praten apart met mannen en vrouwen.

Als voorproefje hebben we uitgebreid met een geheel niet representatieve steekproef gesproken, nl mensen die door NGOs getraind zijn in eerste hulp bij ongelukken voor vee. Hoewel niet representatief, krijg je toch een aardige indruk van wat er allemaal speelt. Bovendien krijg je ook een beetje een idee hoe ver al die statistieken die we gevonden hebben van de waarheid verwijderd zijn.

Helaas was dat in één geval niet zo heel ver. Alle mensen die we spraken hebben veel kinderen, soms wel 10. Dat suggereert dat de statistieken kloppen. En uit de statistieken blijkt dat 52% van de bevolking jonger is dan 14, 10% jonger dan 20 en de overige 40% is evenredig verdeeld over de leeftijdsgroepen 20-80. Je hoeft geen rekenwonder te zijn om te begrijpen dat de kindersterfte akelig hoog is.

Dat heeft vermoedelijk te maken met de vreselijk slechte watervoorziening. In grote delen van Os Gambos zijn rivierwater en water in ondioepe stuwdammen de enige bronnen voor drinkwater. Van beide bronnen maken zowel mensen als vee gebruik, en niet alleen om te drinken, dus de hygiene is belabberd.

De gemeenschap is matrilineair en polygamie is geaccepteerd. Matrilineair wil zeggen dat bij overlijden de erfenis naar de zonen van de zus van de man gaat. (De samenleving mag dan matrilineair zijn, de kerels hebben het nog steeds voor het zeggen). Overigens gaat bij het huwelijk de vrouw wel bij de familie van haar man wonen. Polygamie is niet ongewoon, ongeveer een kwart van de mannen heeft twee vrouwen en een enkeling heeft er zelfs drie of vier.

Veel mensen, maar met name de vrouwen, lopen nog rond in traditionele dracht. Dat is niet meer dan een doek om de lendenen en wat touwtjes met daaraan kralen, botten en stukjes stof om het bovenlijf. Vrouwen bedekken hun haar ook met een dikke laag klei. Ik heb nog geen portretten kunnen/durven maken. Misschien later, als ik de mensen wat beter ken.

maandag 22 september 2008

Hoe krijg ik een werkvergunning

Zorg ervoor dat een bedrijf je aanneemt om in Angola te werken. Het bedrijf schijft dan een officiële brief (in het Portugees) waarin ze je uitnodigen om in Angola te werken en waarin ze de Angolese regering verzekeren dat ze je retour naar Nederland sturen als het contract is afgelopen. Als je in de internationale samenwerking zit, heb je ook een brief van het betreffende ministerie nodig. Zorg ervoor dat het bedrijf een officieel stempel heeft, want briefpapier met bedrijfslogo is niet genoeg. Ze zijn gek op stempels in Angola.

Dit klinkt eenvoudig, maar dat komt omdat het niet het hele verhaal is. De uitnodiging van het bedrijf moet namelijk geautoriseerd worden door het Angolese ministerie van Administratie. En dit ministerie kan alleen brieven autoriseren die door een angolese notaris of door de Angolese ambassade zijn gecertificeerd. Angolese notarissen en ambassades certificeren dit soort brieven alleen als het bedrijf komt met een registratiebewijs van de kamer van koophandel die bewijst dat het bedrijf bestaat en dat de degene die de brief ondertekend mede-directeur is. Dat moet natuurlijk vertaald worden, waarover zodadelijk meer.

Als je een uitnodiging van het ministerie hebt, realiseer je dan dat die uitnodiging alleen geautoriseerd kan worden als ze is getekend door de directeur van personeelszaken. In Angola neemt de directeur personeelszaken alleen orders van de directeur-generaal van het ministerie, dus de afdeling die je uitnodigt moet de directeur-generaal van het ministerie beleeft verzoeken om de afdeling personeelszaken te autoriseren om de uitnodiging te autoriseren zodat die door het ministerie van administratie geautoriseerd kan worden. (Hallo, bent u daar nog?)

Deze uitnodigingen dient u dan in het land waar u woont in te dienen bij de Angolese ambassade met nog een paar andere documenten zoals uw CV, kopiën van uw diploma’s een verklaring omtrent gedrag en een doktersverklaring die niet alleen stelt dat u in goede gezondheid verkeerd maar specifiek dat u geen besmettelijke ziekten onder de leden heeft. Documenten die niet in het Portugees geschreven zijn, dienen door een beëdigd vertaler te worden vertaald. De vertaling dient erkend te worden door de arrondissementsrechtbank waar de vertaler is ingeschreven. De erkenning van de arrondissementsrechtbank dient vervolgens erkend te worden door het ministerie van justitie en de erkenning van het ministerie van justitie dient erkend te worden door het ministerie van Buitenlandse Zaken. De meeste van deze instellingen zijn open van 9 tot 12, doen er ongeveer een uur over om de erkenning te organiseren en bevinden zich op 2 tot 3 uur reizen van elkaar, dus reken op minstens een dag per erkenning.

Mocht u ongelukkigerwijze al in Angola geweest zijn, bijvoorbeeld om die uitnodigingen te organiseren, dan kan de Angolese ambassade er op staan dat u ook een bewijs van goed gedrag van het Angolese ministerie van justitie overhandigt. Een verklaring die u waarschijnlijk bent vergeten te organiseren omdat u druk bezig was met de autorisatie van de autorisatie van de gecertificeerde uitnodiging. Jammer.

Treur echter niet, als u nog steeds naar Angola wilt, dan kunt u zich hier wel uit praten. Als u al de documenten heeft, en geen verklaring van goed gedrag van het Angolese ministerie van justitie nodig heeft en daarnaast een niet onaanzienlijk bedrag heeft betaald aan de ambassade, dan worden alle documenten in een envelop gestopt die wordt verzegeld. Die envelop dient u in Angola te overhandigen aan het ministerie van vreemdelingenverkeer en migratie. (U komt Angola binnen op een reeds aangevraagd 1-maandsvisum). Er zal u diverse malen op het hart gedrukt worden dat u die envelop niet mag openmaken.

Zodra u in Luanda arriveert, gaat u naar het ministerie van vreemdelingenverkeer en migratie. U dient zich te vervoegen bij het loket in container 6. Het ministerie wordt namelijk verbouwd en de ambtenaren zijn voor (on)afzienbare tijd gehuisvest in een stel containers. De ambtenaar die de envelop in ontvangst neemt, scheurt hem open en controleert de inhoud. Vervolgens krijgt u de opengescheurde envelop met inhoud en al terug met de mededeling om een paar kopietjes te draaien van de begeleidende brief die de Angolese ambassade heeft geschreven en dan terug te komen. Zodra u dat gedaan heeft, krijgt u de originele begeleidende brief terug met een stempel erop en wordt u medegedeeld dat het visum in acht werkdagen klaar zal zijn. Dat is voor mij nu ongeveer 32 werkdagen geleden en het werkvisum is er nog niet. Het schijnt gemiddeld 6 maanden te duren.

zondag 14 september 2008

De Verkiezingen

Net een week geleden zijn er verkiezingen gehouden in Angola. De vorige verkeizingen, in 1992, resulteerden in het opnioeuw oplaaien van de burgeroorlog. Dus hoewel iedereen elkaar vertelde dat dat dit keer absoluut niet zou gebeuren, was er toch een zekere nervositeit. Ons buitenlanders werd verteld dat het beter was je niet in de buurt van verkliezingsoptochten te begeven, want je wist maar nooit of er relletjes zouden uitbreken.

Maar uiteindelijk is de hele campagne vreedzaam verlopen en voorzover ik weet zijn er nauwelijks incidenten geweest. Op de verkiezingsdag zelf verliep alles ook rustig. Inieder geval op het stembureau bij mij voor de deur. Als er al een probleem was, dan was dat waarschijnlijk dat de verveling al snel toesloeg bij de mensen die het bureau bemensden. Toen het stembureau open ging was er een aardige rij, maar die was om eenuur of elf weggesmolten en in demiddag kwam er nauwelijks iemand langs.

De voorlopige resultaten zijn bekend en die zijn erg overtuigend: MPLA heeft 80% van de stemmen gewonnen. Nu is dat heel mooi, maar eigenlijk weet helemaal niemand wat het opkomstpersentage nu eigenlijk was. De schattingen betreffende de bevolking in Angola lopen uiteen van 12 iljoen tot 20 miljoen, maar de meestenhuoden het op rond de 16 miljoen. Als de helft daarvan, dus 8 miljoen boven de 18 was, danheeft ongeveer de helft van de mensen gestemd. Niet echt slecht.

En dan is de vraag natuurlijk, waarom zoveel mensen voor de MPLA gestemd hebben. Want er is nog genoeg armoede, Luanda is bepaald geen veilige stad, er zijn zoveel geruchten over corruptie dat er wel iets waar van moet zijn. Reden genoeg om voor de oppositie te stemmen, zou je dinken.

Maar tegenover al die negatieve dingen staan ook nogal wat positieve dingen. De regering heeft bij wijze van spreke geld als water. Ze hoeft geen geld meer uit te geven aan de burgeroorlog, de olieprijs is enorm hoog, dus zelfs als er geld minder efficient gebruikt wordt, dan kun je er nog een heleboel mee doen. En dat is ook gebeurd. Er zijn de afgelopen vier jaar duizenden kilometers weg gerepareerd, scholen herbouwd, complete woonwijken uit de grond gestampt en overal waterputten geslagen. Het kan haast niet anders of het leven van de gemiddelde Angolaan is er de afgelopen vier jaar op vooruit gegaan. En wellicht stemden de mensen ook wel voor de duivel die ze kennen...

maandag 8 september 2008

Leven in Lubango

Ik woon in Lubango, hoofdstad van de provincie Huila. Het leven in Lubango is vooral duur en stoffig. IK betaal nu meer huur voor een twee-kamer flat danin Inhambane voor een groot huis aan zee, of voor een appartement in de betere wijken van Maputo (toch een hoofdstad en ook niet goedkoop). Daar staat tegenover dat ik vanuit mijn ramen op de eerste verdieping een goed zicht heb op het veld van het voetbalstadionnetje van de lokale anmateurvereniging. Helaas moet dat stadionnetje eerst gerestaureerd worden, dus voorlopig nog geen wedstrijden. Mijn appartement is niet ver van ons toekomstige kantoor, de bakker is 50 m verderop en vlak om de hoek is een winkeltje met zeer onregelmatige openingstijden waar je de eerste levensbehoeften (blikvoer, water en bier) kunt kopen.

De buren zijn vriendelijk, maar in de vroege avond tamelijk prominent aanwezig. Eén van de zoons is DJ en een andere verkoopt illegaal gekopieerde CDs, en ze luistren graag naar muziek. Gelukkig is het niet al te luid en houden ze er op een redelijk beschaafde tijd (zo rond 9 uur ‚s avonds) mee op. Het is allemaal niet half zo erg als de buren in Santiago die 18 uur per dag de TV en de kinderen aan hadden staan.

Verder is Lubango een beetje een doorsnee provinciestadje. Het ligt hoog, op 1700 m boven zee en wordt aan drie kanten omringt door een bergrug die meer dan 2000 m hoog is. Er valt ongeveer 700 m regen per jaar. Dus het is een beetje als Harare en Johannesburg: koel en droog. Nauwelijks problemen met malaria en i nde winter (juni-augustus) koelt het ‚s avonds flink af.

Op een prominente plaats op die bergketen hebben de Portugezen een kopie/miniatuur van het Cristo Rei standbeeld uit Rio de Janeiro neergezet. Het mag dan een miniatuur zijn, het is nog steeds heel erg groot. Maar dat is dan ook het enige interessante eraan, artistiek stelt het niet veel voor. Tenzij je waardering kunt opbrengen voor het feit dat de artiest een betonnen beeld een houterige uitdrukking heeft weten te geven. Gelukkig staat het beeld erg ver weg.

En verder is Lubango dus stoffig. Waar het vandaan komt weet ik niet, maar binnen een dag is elk oppervlak bedekt met een dun laagje stof. Als je wilt, kun je je schoenen elke dag (laten) poetsen. Sterker, schoenen poetsen is geloof ik de grootste bron van inkomsten in de straathandel, samen met de handel in fruit. Schoenpoetsers en fruitverkopers zie je echt overal. Fruitverkopers zijn er veel omdat supermarkten weliswaar een redelijk gevarieerd aanbod hebben, maar groente en fruit zijn daar uitdrukkelijk geen onderdeel van. Als je groenten of fruit wilt kopen, dan moet dat op straat.

zaterdag 30 augustus 2008

Inleiding

In December van het afgelopen jaar werd ik benaderd door GFA-consulting Group (ik lijk Prof.Dr. ir. Akkermans wel). GFA wilde bieden op een aanbesteding van de Europese Commissie en wilde weten of ik beschikbaar was voor twee jaar als deskundige. Dat was ik, GFA won de aanbesteding en nu zit ik in Angola.

De doelstelling van het project is de verbetering van toegang tot water en weidegronden voor seminomadische veehouders in zuidwest Angola (Namibe, Huila en Cunene). Seminomadische veehouderij is een duurzame manier om gebruik te maken van weidegronden in droge gebieden zoals de Sahel of gebieden die niet het hele jaar toegankelijk zijn, zoals alpenweiden.

Seminomadische veehouders leiden hun vee langs vaste routes en vaak op vaste tijdstippen, van het ene weidegebied naar het andere. In Angola betekend dat dat ze in het regenseizoen naar het zuiden trekken om te profiteren van het gras dat opschiet na de eerste regens. In de droge tijd trekken ze naar het noorden waar meer water beschikbaar is, maar het gras van minder kwaliteit.

Waar seminomadische veehouders precies heen gaan en hoe ver ze trekken, hangt af van de regenval in de voorgaande jaren. Als er veel regen valt, trekken ze over relatief korte afstanden (50 km), maar als er een aantal jaren achter elkaar te weinig regen valt, dan trekken ze tot 200 km ver op zoek naar water en gras. Die verweg gelegen weidegronden worden dus maar zelden gebruikt, maar zijn wel belangrijk voor de seminomadische veehouders.

Seminomadische veehouderij is dus uitstekend aangepast aan de ecologische omstandigheden, maar niet aan de politieke omstandigheden. De meeste regeringen houden niet van mobiele burgers (denk maar eens aan zigeuners). Machthebbers zien liever burgers met een vast adres, dat vergemakkelijkt niet alleen het leveren van diensten zoals onderwijs en gezondheidszorg, maar ook het innen van belastingen. Ook gemeenschappelijk bezit van weidegronden is moeilijk in de huidige politieke organisaties in te passen. De meeste staatsvormen hebben een grote voorkeur voor bezit dat geregistreerd is in naam van een natuurlijke of wettelijke persoon.

Deze factoren spelen ook in Zuidwest Angola een rol. De seminomadische veehouders hebben te maken met twee problemen: een gebrek aan water en verminderde toegang tot weidegronden die ze altijd in gebruik hadden, zij het soms slechts tijdelijk.

Het watergebrek is een gevolg van de burgeroorlog in Angola. Sommige putten en lokaal gebouwde vijvers/stuwdammen zijn vernield, andere zijn kapotgegaan door gebrek aan onderhoud. Een van de doelen van het project is dan ook om een aantal waterputten te repareren of nieuwe te maken en eventueel ook lokale stuwdammen te herstellen of nieuwe te bouwen. (Die stuwdammen zijn overigens niet groot, hooguit een paar meter hoog en gemaakt van steen en aarde, niet van beton).

Daarnaast hebben een aantal mensen geprofiteerd van de nieuwe landwet in Angola en grote stukken land die ogenschijnlijk onbewoond waren, in hun naam geregistreerd en daar hekken omheen gezet. En daaronder vallen aanzienlijke stukken land die de seminomadische veehouders van oudsher gebruikten. De landwet is nu herzien en voorziet ook in het registreren van land voor gemeenschappelijk gebruik. De tweede activiteit van het project is dus om in overleg met alle belanghebbenden gemeenschappelijke weidegronden te identificeren en te registreren.

Sinds 17 juli zit ik dus in Lubango en ik was de eerste van het team die aankwam om er te blijven. De team-leider was al een maand geweest, maar moest toen terug om vanuit Engeland zijn werkvisum aan te vragen. De andere tecnische expert en de administrator zijn tien dagen na mij aangekomen. Tot dat de team-leider aankomt, zijn we vooral bezig met kennismaken en administratieve en voorbereidende taken. Er moet een kantoor opgezet worden in Lubango en ook een klein lokaal kantoor in de gemeenten waar we gaan werken. Er moeten allerlei materialen en apparatuur worden aangeschaft en nog zo het een en ander aan tamelijk saai werk, totdat de teamleider aankomt.